Effectief opiniestukken schrijven

Stap 9: Ga schrijven en schrappen

... en alinea voor alinea doemt een opiniestuk op dat staat als een huis

In deze stap lees je waar je op moet letten bij het schrijven, schrappen en herschrijven van jouw opiniestuk.


In de vorige stap heb ik je laten zien dat je een goede structuur moet kiezen voor je opiniestuk, nadat je daarvoor eerst de basisingrediënten hebt verzameld in de vorm van een aantal kernzinnen. Daarna kun je echt gaan schrijven. Zin voor zin, alinea voor alinea. En na dit schrijven moet je gaan schrappen. Hieronder leg ik je uit waar je dan op moet letten.


Maak allereerst een document aan dat je straks opstuurt naar een opinieredactie - jouw eerste lezers. Noem het document gelijk al iets dat zij niet vaker zullen lezen (’opiniestuk.docx’), bijvoorbeeld ’Opiniestuk over kwestie Y van persoon X’. Hierna ga je in zes rondes schaven en schrappen, in deze volgorde:

  1. Vul de inhoud aan.
  2. Laat de alinea’s op elkaar aansluiten.
  3. Check de zinsconstructies.
  4. Check het woordgebruik.
  5. Check de tekst op lengte.
  6. Corrigeer de tekst op tik- en spelfouten.

 

Pas als je deze rondes hebt doorlopen maak je de kop, en kleed je de tekst op andere manieren aan met beelden en dergelijke. Daarover gaat mijn volgende blog.


 

Maak de tekst wat langer, met extra uitleg


In stap 5 schreef ik over hoe belangrijk het is om je lezers te visualiseren. Doe dat nog eens, nu je tekst af is, en vraag je af: zullen zij je tekst begrijpen? Moet je misschien meer uitleg geven? Denk aan je eigen gedrag wanneer je terugkomt van vakantie en het nieuws niet begrijpt. Hoe handig je het dan vindt als ergens in een paar zinnen staat wat er aan de hand is. Zeker als je over een vrij onbekend onderwerp schrijft, moet je context geven. Daarom geldt dit:

  • Afkortingen moet je voluitschrijven, in ieder geval de eerste keer.
  • Als je schrijft over personen, dan schrijf je hun functies erbij.
  • Of je nou reageert op nieuws of op een eerder opiniestuk, je verwerkt het laatste nieuws en de laatste reacties in je def-versie.

 

Verwacht ook niet dat de 17-jarige lezer binnen jouw doelgroep veel historisch besef heeft. Of dat die zich George W. Bush of Pim Fortuyn zal herinneren. De tijd van collectieve herinneringen ligt sowieso ver achter ons. Het is dus belangrijk om niet zonder enige toelichting naar legendarische gebeurtenissen, personen of voetbalwedstrijden te verwijzen. Wat als legendarisch wordt beschouwd, is namelijk betrekkelijk.

 

Als je iets wilt uitleggen, maak dan handig gebruik van bijvoeglijk gebruikte voltooide deelwoorden. Op die manier kun je het concreter maken, bijvoorbeeld door te spreken over een mislukte reddingsoperatie. Om het nog duidelijker te maken, kun je er een tijds- of plaatsbepaling aan toevoegen, zoals de mislukte reddingsoperatie op de Noordzee. Let wel op dat je geen tangconstructies gebruikt, want dat kan het lezen vertragen en het minder publieksvriendelijk maken.


Dus als je wilt schrijven voor het publiek en tegelijk iets wilt uitleggen, vermijd dan dit:...

 

‘Onder invloed van (inmiddels gelukkig) achterhaalde jarenzestigidealen feminiseerde echter wel de maatschappij, en ontstond een stroperig overlegmodel, waarin iedereen mee wil, en mág praten, zodoende elk idee of besluitvorming verstikkend.’


en maak er dit van


‘Vanaf de jaren zestig is het gemakkelijker geworden om besluiten van overheden te beïnvloeden. Daardoor kregen vooral vrouwen meer macht. Gelukkig is deze ontwikkeling gestopt, maar we hebben er wel een verstikkende vergadercultuur aan over gehouden. Iedereen wil en mág meepraten. Maar een besluit nemen, ho maar.’


Bij dit soort eindredactie kan je moeilijk de oorspronkelijke schrijfstijl vasthouden. Dat is niet erg, want je moet de tekst tenslotte begrijpelijk maken.



Laat de alinea’s van de tekst op elkaar aansluiten


Wat er dan weer niet goed is aan bovenstaand voorbeeld, is dat de kernzin achteraan is komen te staan (Maar een besluit nemen, ho maar). Dat zorgt ervoor dat je de alinea niet snel kunt scannen. Een goede opiniemaker focust nooit op de plot van alinea’s, of op het slot van lange zinnen, maar concentreert zich op de beginzinnen van elke alinea. En op de woordkeuze binnen die beginzinnen. Lezers met weinig tijd kunnen je tekst dan goed scannen en sneller verleid worden om door te lezen.


Begin een alinea dus niet zo:


‘Wanneer een vrouw die een echtscheiding aanvraagt zelf volledig in haar inkomen moet voorzien, zelf direct een woning moet regelen en de ex-man haar niet de rest van haar leven moet financieren, zou een scheiding lang niet zo aantrekkelijk zijn.’


Maar doe het zo:


‘Een scheiding zou lang niet zo aantrekkelijk zijn, wanneer een vrouw die een echtscheiding aanvraagt zelf volledig in haar inkomen moet voorzien, zelf direct een woning moet regelen, en de ex-man haar niet de rest van haar leven moet financieren.’


Even belangrijk is om ervoor te zorgen dat je alinea’s goed op elkaar aansluiten. Je kunt verwijswoorden en signaalwoorden gebruiken om dit te doen. Dat is bijvoorbeeld het gebruik van ‘Even belangrijk’ aan het begin van deze alinea en ‘dat’ aan het begin van deze zin.


Verwijswoorden en signaalwoorden zijn niet hetzelfde.

  • Verwijswoorden geven een relatie aan tussen zinnen en tussen zinsdelen. Meer daarover in de derde ronde.
  • Signaalwoorden geven de relatie aan tussen alinea’s of tussen groepen zinnen. Signaalwoorden geven verbanden aan in opsommingen en opeenvolgende gebeurtenissen. Denk aan ten eerste en ten tweede, maar ook aan ook, bovendien, daarnaast, verder en tot slot.

    Tegenstellingen gaan ook vaak gepaard met signaalwoorden: toch, maar, hoewel, echter, en ‘aan de andere kant’. Ideaal om een alinea mee te beginnen. Omdat je direct laat zien wat er gaat komen.

    Bij oorzaak en gevolg komen ook vaak signaalwoorden kijken: denk aan daardoor, hiermee, als gevolg van en zo. Verder zijn er samenvattende en concluderende signaalwoorden, zoals dus, kortom en het minder fraaie ‘al met al’. Zoals, waaronder en ‘onder wie’ zijn illustratieve signaalwoorden.

    Ook zijn er verklarende signaalwoorden. Die doen het goed in opiniestukken, want, omdat en aangezien je jouw lezers probeert te overtuigen. In een betoog kunnen zich ook belemmerende omstandigheden voordoen (‘tenzij’). Ten slotte kun je nog voorwaarden scheppen, door het gebruik van signaalwoorden als ‘als’ en ‘indien’.



Check de zinsconstructies


Verwijswoorden geven een verband aan tussen zinnen en zelfs binnen zinnen. De keuze van deze woorden hangt af van het woordgeslacht: is het woord waarnaar wordt verwezen mannelijk, vrouwelijk of onzijdig? Vaak is het niet duidelijk te zien; zoek het geslacht van woorden dus altijd op bij twijfel. Verwijsfouten, waarbij zijn en haar, die en dat en het minder courante wiens en wier worden verwisseld, worden meestal gemaakt bij woorden die inwisselbaar zijn gemaakt, zoals kabinet (onzijdig), dat ook door het leven gaat als regering, coalitie en overheid (vrouwelijk). Dan is het al gauw het kabinet dat haar plannen doorzet. Meervoudsfouten zijn er ook; in varianten op deze zinnen:


‘Het IFFR kan tijgers redden. Als ze maar willen (ipv: ‘Als ze het daar maar willen’)’

‘Na de militaire aanpak van Libië is de VN wat voorzichtiger geworden (ipv: zijn de VN)’


Het andere uiterste is verwijzen naar iets dat niet eerder is benoemd. Denk aan ‘Het besluit is genomen en de kosten daarvan bedragen ruim een ton.’ ‘Daarvan’ verwijst naar het nemen van het besluit, niet naar de financiële consequenties van die beslissing. Probeer dus binnen en tussen zinnen zo precies mogelijk te verwijzen.

 

Ook aanwijzende voornaamwoorden, die een relatie aanbrengen met andere naamwoorden in eerdere zinnen, kunnen leesproblemen veroorzaken. Als je schrijft ‘Dat besluit moet de minister snel herzien’ of, als je het verwijswoord zelfstandig gebruikt: ‘Dat is slecht gevallen’, dan moet je in de zin ervoor hebben uitgelegd waarover dat besluit ging. Niet in de zin dáárvoor.



Lange zinnen maken is oké


Opiniemakers hebben de neiging lange zinnen te fabriceren. Is dat erg? Nee. Het is vooral vervelend lezen als je gecompliceerde lange zinnen maakt. Houd het kort wanneer je een ingewikkeld woord gebruikt of als je met nieuwe informatie komt waar je lezers nog niet bekend mee zijn. Het is geen probleem als je uitleg, voorbeelden of argumenten een halve alinea beslaan, maar een hele alinea is overdreven. Maak in ieder geval de kernzin compact. En plaats deze vooraan in de alinea. 


Maak vooral ook actieve zinnen: laat zien wie er iets doet. Passieve zinnen zijn het tegenovergestelde; die zijn herkenbaar aan constructies met ‘worden’ en een voltooid deelwoord. Zulke constructies zijn erg bruikbaar als niet direct duidelijk is wie er handelt (‘Er wordt afgeluisterd’). Of als het er niet toe doet wie er handelt (‘We worden afgeluisterd’). Maar meestal wordt ‘wordt’ gebruikt uit gewoonte.



Check het woordgebruik


Ook vage woorden worden vaak onbewust gekozen. Wie in een ambtelijke omgeving werkt, gebruikt ambtelijke woorden. Juristen schrijven zinnen waar moeilijk een speld tussen valt te krijgen. Onderwijzers doceren. En academici onderzoeken probleemstellingen. Goede opiniemakers doen dat niet. Zij schrijven als een journalist, en houden rekening met hun doelgroep. Als die uit louter ambtenaren bestaat, of juristen, of onderwijzers, of academici, mag de tekst best uit wat onderonsjes bestaan. Maar besef dat ook die lezers maar mensen zijn, en liever teksten lézen dan doorworstelen.


‘Pas een beetje begrippenhygiëne toe’, adviseerde De Tijd op een inmiddels verdwenen webpagina voor opiniemakers. ‘Dat maakt deel uit van klaar en helder – en krachtig – formuleren. Vermijd nodeloos jargon. Verplicht de lezer niet om begrippen te moeten gaan googelen die hij niet onmiddellijk vat. Geef desnoods tekst en uitleg in één zinnetje.’



Wat opiniemakers moeten weten over B1-taalgebruik: niet veel


Waarschijnlijk ben je zelf wel gewend aan lange teksten, anders was je niet tot hier gekomen in dit blog. Je bent geïnteresseerd in opiniestukken. Je hebt waarschijnlijk het hoogste niveau Nederlands onder de knie, niveau C2 van het Europees Referentiekader van de Raad van Europa

 

Als je zelf op C2-niveau zit en in je opiniestuk eenvoudiger Nederlands wilt gaan gebruiken dan je zelf gewend bent, kom je niet eenvoudig in het niveau B1. Dat is het gemiddelde taalniveau in Nederland, waarvan de overheid wil dat de overheid het gebruikt. De Raad van Europa heeft omschreven wat B1-publiek begrijpt. Dat zijn ‘de belangrijkste punten uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd’. Verder kan het zogenoemde brede publiek:

•  een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd zijn of van persoonlijk belang;

•  een beschrijving geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities;

•  kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen.


Wil je dus een groot publiek overtuigen met een opiniestuk, stuur dan een korte brief of opiniestuk naar NRC alsof het voor je een wijkkrant is. Schrijf in heel eenvoudig Nederlands. Doe niet aan mooischrijverij of onderrichten van je lezers door het gebruik van gezegden en verdwenen woorden als onderrichten. Synoniemen bedenken, clichés omzeilen, herhalingen vermijden en vernuftige constructies bedenken: lezers hebben er weinig aan.


Sloop dus alle vage woorden uit je tekst.


Deze drie soorten vaagtaal zijn er:

  1. Vaktaal. Dat zijn woorden die binnen een bepaald vakgebied veel gebruikt worden en daarbuiten zelden. Denk aan:afkortingen van afdelingen binnen een organisatie; het bilaatje voor gesprekken tussen twee ambtenaren; het keukentafelgesprek van ambtenaren en welzijnswerkers bij mensen thuis die zorg nodig hebben.

  2. Jargon. Dat zijn woorden die worden gebruikt om eenvoudige woorden mooier te maken dan ze zijn. Denk aan: managers; leerkrachten; rectoren; grondverzetbedrijven; de interieurverzorgster.

  3. Mistwoorden. Die worden minder bewust gebruikt dan vaktaal en jargon. Het zijn woorden waarvan de exacte betekenis in nevelen is gehuld. Denk aan: generalisaties, oordelen zonder dat duidelijk is wie oordeelt, werkwoorden zonder voorzetselvoorwerp, vergelijkingen zonder context, verwijzingen zonder context, en de naamwoordstijl.


Voor zowel jargon, vaktaal als mistig taalgebruik geldt: hoe meer uitleg ontbreekt in een alinea of zin, des te vager de tekst wordt. Bezuinig dus nooit op context in je opiniestuk.


 

Check de tekst op lengte


Nu moet je de tekst op lengte maken. Meestal hebben redacties maximumlengtes voor ingezonden stukken. Gelukkig zijn korte stukken vaak beter dan lange. Puntiger. Korte opiniestukken schrijven is voor veel opiniemakers moeilijk. Nog moeilijker dan kort schrijven is inkorten. Hoe doe je dat? Bijvoorbeeld zo: print de tekst en streep simpelweg weg wat weg kan. Misschien kunnen hele alinea’s wel weg. Of bijvoeglijke naamwoorden. Maar schrap nooit iets belangrijks voor de context of uitleg van de tekst. Dus ook niet je eigen functie onderaan de tekst, bijvoorbeeld ’hoogleraar communicatie’. Dat zegt minder dan ’hoogleraar corporate communication aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit’. Denk vooral nooit: ’de lezers snappen dat wel.’ Je weet wel beter.


 

Corrigeer de tekst op tik- en spelfouten


Pas nu begint de correctieronde voor je opiniestuk. Uiteraard kun je dat doen met wat hulp van de good old spelling- en grammaticacontrole van je tekstverwerkingsprogramma. Maar vaak helpt het ook om de tekst (nog een keer) uit te printen, weg te leggen en met een pen te lezen. Geen printer, geen smoes: natuurlijk kun je de tekst ook vanaf het scherm corrigeren. Gebruik dan een andere lettergrootte en ander lettertype. Het is altijd handig om een tweede persoon de tekst te laten lezen. Neem in ieder geval altijd genoeg tijd om de tekst te verbeteren en herschrijven.

Stap 10: Maak een topkop Terug naar home
Share by: